Gedrags-"wetenschap"

Uit Mad Pride Nederland
Ga naar:navigatie, zoeken

27 juli 2019 • Bauke Conijn • Behaviorisme

Samenvatting: Kritiek op de gedragswetenschap vanwege diens ontoereikendheid in het begrijpen van complexe menselijke cognitie en ontwikkeling. Gaat in op de schadelijke toepassing, zoals ABA, die vaak leiden tot traumatische ervaringen.


Al in 1959 veegde Noam Chomsky de vloer aan[1] met B.F. Skinners gedragswetenschap. Daarmee is hij één van de personen die de cognitieve revolutie ontketend heeft in de psychologie. Een van zijn argumenten was dat Skinners hypothese niet kan verklaren hoe we in staat zijn zinnen uit te spreken die we nooit eerder gehoord hebben.

Chomsky is niet de enige. Zo heeft Jean Piaget met zijn cognitieve ontwikkelingstheorie ook laten zien dat gedragswetenschap niets met leren te maken heeft. Mensen ontwikkelen schema's, zoals Piaget die noemde. Schema's zijn een moeilijk concept, wat denk ik het best te omschrijven is als kleine modellen, waarmee we de wereld begrijpen. Niet te verwarren met schematherapie, wat bedacht is door Jeffrey Young, een cognitieve gedrags­wetenschapper die Piagets idee van schema's verkeerd begreep.

Skinner heeft zijn hypothese ontwikkeld op basis van zijn onderzoek hoe straffen (zoals stroomschokken) en beloning (zoals eten) bij uitgehongerde dieren opgesloten in een kooi gebruikt kon worden om controle uit te oefenen op hen gedrag. Hij heeft zijn hypothese gebaseerd op de evolutietheorie van Charles Darwin, waarbij hij verklaard dat gedrag dat beloond wordt zich voortplant, en gedrag dat gestraft wordt uitsterft. Natuurlijk gaat deze analogie niet op, omdat er niet zoiets bestaat als een gedragspopulatie die zich voortplant of uitsterft. Gezien er opzettelijk lijden veroorzaakt wordt ten einde de dieren te dwingen bepaald gedrag te vertonen, is de verklaring dat Skinners technieken gebaseerd zijn op dezelfde principes als foltering meer voor de hand liggend. Met als verschil dat er van foltering alleen sprake is wanneer het lijden opzettelijk veroorzaakt wordt bij een mens en in opdracht van de overheid.[2]

Ongeveer een halve eeuw later worden Skinners technieken, welke dus niets met leren te maken hebben, nog steeds toegepast. Vermoedelijk omdat ze bijzonder effectief zijn. Het wordt bijvoorbeeld al jaren lang succesvol gebruikt om LHBT kinderen te "genezen" van hun homoseksuele interesses en/of gender non-conform gedrag. Toch zie je steevast dat veel van deze kinderen die hiermee behandeld zijn, ernstige psychische problemen ontwikkelen en regelmatig op vroege leeftijd suïcide plegen. Voorbeelden zijn er zat. Bradley[3], bijvoorbeeld die leert zich als een echte jongen gedragen, maar wel een enorme angst ontwikkeld voor de kleur roze. Een voorbeeld van suïcide is Kirk Andrew Murphey[4], slachtoffer van Ivar Lovaas' sissy boy experiment[5]. De behandeling was succesvol in het wegnemen van zijn vrouwelijke gedrag, ook leek het geen schadelijke bijwerkingen te hebben want hij had een succesvolle carrière. Toch pleegde hij op 38 jarige leeftijd zelfmoord. Gedragswetenschappelijke technieken mogen dan bijzonder effectief zijn, ze kunnen ook bijzonder schadelijk zijn.

Ivar Lovaas is ook de grondlegger van ABA, een behandeling die zich richt op autisme. Daarin gebruikt Lovaas precies dezelfde technieken als in het sissy boy experiment. Autistische volwassenen hebben keer op keer uitgelegd dat ABA mishandeling is.[6][7][8][9][10][11] Uit onderzoek blijkt ook dat van alle autistische kinderen die blootgesteld zijn aan ABA ruim de helft last krijgt van PTSS[12]. Hoewel ABA in Nederland gelukkig niet populair is, worden vaak wel dezelfde gedragswetenschappelijke technieken gebruikt. Het zal dan ook geen verrassing zijn dat suïcide onder autistische mensen veel voorkomt, al zijn er geen precieze cijfers bekend.

Wat gedragswetenschappelijke technieken in feite doen, is iemand dusdanig bang maken dat die alleen nog het gewenste gedrag durft te laten zien. Het is een soort tucht, een middel om te disciplineren. Het wordt voornamelijk gebruikt door autoritaire personen, die gehoorzaamheid willen afdwingen zonder rekening te hoeven houden met de gevoelens en behoeftes van de ander. Toch zijn de meeste GGZ behandelingen in Nederland gebaseerd op gedragswetenschap. Dit zou kunnen verklaren waarom patiënten hun behandeling vaak voortijdig afbreken, omdat ze inzien dat deze hen niet helpt, maar schaad. Wanneer zo'n iemand inziet dat dit de norm is, zal diegene de GGZ logischerwijs gaan mijden. Voor herstel moet je tenslotte eerst de ziekmakende factoren wegnemen.

Ondanks de extreem schadelijke gevolgen van gedragswetenschappelijke technieken zijn deze de norm in gesloten instellingen, waaronder met name jeugdzorg.[13] Enerzijds is dat te zien aan de gedragswetenschappers die er werken, maar anderzijds ook aan het privilegesysteem, waarbij bij binnenkomst alle vrijheden worden ontnomen en deze terugverdiend moeten worden. Dit zogenaamd om patiënten te motiveren te werken aan hun herstel. In feite wordt de patiënt gestraft voor het nodig hebben van zorg en de verantwoordelijkheid voor herstel wordt volledig bij hem neergelegd. Of beter gezegd, met het wegnemen van vrijheden wordt er opzettelijk lijden veroorzaakt om de patiënt te dwingen mee te werken aan zijn behandeling. Dat de patiënt mogelijk niet meewerkt omdat de behandeling hem schaad en dus juist ten koste gaat van herstel, daar wordt geen rekening mee gehouden. In plaats daarvan wordt het de patiënt onmogelijk gemaakt zich aan de schadelijke behandeling te onttrekken. Hij wordt opgesloten, zodat hij niet kan vluchten. Verzet wordt beantwoord met dreigementen, geweld en als hij zich dan nog niet overgeeft, opsluiting in de isoleercel of gedwongen sederende medicatie. Ook wordt hij nagenoeg permanent in de gaten gehouden. Dit is de perfecte omgeving voor het ontwikkelen van (complexe-) PTSS[14]. Toch is dit precies de omgeving waarin gedragswetenschappelijke technieken het meest effectief zijn. Net zoals het voor Skinners onderzoek noodzakelijk was dat de proefdieren opgesloten zaten in een kooi, waardoor ze zich niet aan de stroomschokken konden onttrekken, noch zich daartegen verzetten. Die omstandigheden maximaliseren het traumatiserende effect dat de gedragsverandering teweeg brengt. Het is dan ook niet vreemd dat patiënten dwangopname en -behandeling als traumatisch ervaren. Het enige verschil met Skinners proefdieren is dat hulpverleners de gedragswetenschappelijke technieken gebruiken op mensen in plaats van dieren en handelen in opdracht van de overheid.

P.s. Dan is er nog het machtsmisbruik dat vaak plaats vind in gesloten instellingen, waaronder verwaarlozing, het pesten van patiënten en seksueel misbruik. Doorgaans besluit het bestuur om de daders van dit misbruik te beschermen teneinde de reputatie van de instelling te waarborgen (in plaats van de veiligheid van de patiënt). Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat mensen het verhaal van het slachtoffer geloven, is het onmogelijk te bewijzen. Dan moet de politie ook nog mee werken, wat ze structureel weigeren te doen.

P.p.s. Dit betekend niet dat alle gedragswetenschappers monsters zijn. De meesten doen hun werk met de beste bedoelingen en met de volle overtuiging dat ze hun patiënt daarmee helpen. Echter, zijn ze zich niet bewust van waarom gedragswetenschappelijke technieken werken. Kennelijk is dat geen onderdeel van hun opleiding.